optrekken

optrekken
{{optrekken}}{{/term}}
I 〈onovergankelijk werkwoord〉
[zich begeven] se rendre(à)
[m.b.t. auto's] 〈bij start〉 démarrer; 〈rijdend〉 accélérer
[+ tegen][leger]marcher (sur, contre)
[+ met][zich bezighouden met] être (avec)
[omhoog stijgen] se dissiper; 〈lucht〉 s'éclaircir
voorbeelden:
4   ze trekken met elkaar op ils sont souvent ensemble
II 〈overgankelijk werkwoord〉
[naar boven trekken] hisser
[opbouwen] élever
[verhogen] augmentermajorer
voorbeelden:
1   zijn benen optrekken replier les jambes
     zijn sokken optrekken tirer ses chaussettes
     de wenkbrauwen optrekken lever les sourcils
¶   zich aan iemand optrekken ±prendre qn. comme modèle

Deens-Russisch woordenboek. 2015.

Игры ⚽ Поможем решить контрольную работу

Share the article and excerpts

Direct link
Do a right-click on the link above
and select “Copy Link”